Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Rapportages / Info pagina's / Definities / Indicatoren / KISS Basisset / 2.1 Geen glibenclamide bij diabetes >70 jaar

2.1 Geen glibenclamide bij diabetes >70 jaar

Omschrijving

 

Richtlijn

Diabetes

Toepassingsgebied

Openbare Apotheek, Instellingsapotheek, Dienstapotheek

Rapportageperiode

Kalenderjaar 2019

Aanleiding

Voorkomen van een verhoogd risico op hypoglykemie door glibenclamide bij ouderen.

Indicator

Ligt het percentage patiënten ouder dan 70 jaar die sulfonylureumderivaten gebruiken zonder glibenclamide boven of gelijk aan de ondergrens van 90%?

  • Ja
  • Nee

 

Voor OA: Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u  gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.

Medicatie

Glibenclamide: 
A10BB01, A10BD02, A10BD04 
Sulfonylureum derivaat: 
A10BB, A10BD02, A10BD04

Aflevering

Aflevering in de rapportageperiode

Gebruiker

Met een gebruiksperiode van minimaal 3 dagen in de rapportageperiode op basis van afleveringen in dit jaar

Passant

Standaard uitgesloten van deze selecties zijn passanten. Een passant is iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen

Selecties

Exclusie: 'Passant' 

A: Patiënten boven 70 jaar met 'gebruik' van een 'sulfonylureum derivaat' 
B: Patiënten uit 'A'  zonder 'gebruik' van 'glibenclamide'

Percentage

B / A boven  of gelijk aan de ondergrens van 90%

Toelichting

Voor deze ondergrens geldt dat deze is bepaald aan de hand van de scores van apotheken over 2017. Deze ondergrenzen zijn bepaald als mediaan van alle landelijke scores minus 1,5 keer de standaarddeviatie. De ondergrens is nooit hoger dan 90%

Deze indicator kan gebruikt worden voor vergelijkingen tussen apotheken met tenminste 20 patiënten in de noemer.

Onderbouwing

Ernstige hypoglykemie is de belangrijkste bijwerking van SU-derivaten en verwante stoffen. Deze complicatie treedt vooral op bij het langwerkende glibenclamide. Hypoglykemie blijkt vooral voor te komen bij oudere patiënten, verminderde nier- of leverfunctie, ongewone lichamelijke belasting en verminderde of onregelmatige voedselinname.

 

KNMP-Richtlijn Diabetes:

Keuze van bloedglucoseverlagend geneesmiddel

De medicamenteuze behandeling van DM2 bestaat uit de volgende stappen:

  • De eerste stap in de behandeling van DM2 is het starten met metformine.
  • De tweede stap is het toevoegen van een sulfonylureumderivaat, waarbij de voorkeur van de huisarts uitgaat naar gliclazide.
  • De derde stap is het toevoegen van eenmaal daags NPH-insuline aan de orale middelen.

Indien nachtelijke hypoglykemie optreedt kan overgestapt worden op een langwerkend insuline-analoog in plaats van NPH-insuline .

Bij orale bloedglucoseverlagende middelen wordt gestart met een lage dosering, die iedere twee tot vier weken opgehoogd wordt. Als verdere ophoging van de dosis door bijwerkingen of door het bereiken van de maximale dagdosis niet meer mogelijk is en de streefwaarde niet

bereikt is, wordt overgegaan naar de volgende stap. Glibenclamide wordt hierbij ontraden vanwege risico op hypoglykemie, met name bij patiënten ouder dan 70 jaar.

Type indicator

Proces (met een ondergrens)

Back to top