Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Attributen

Hieronder vindt u een beschrijving van alle attributen waarmee u een rapport samenstelt in SFK Select.

Klik op één van onderstaande begrippen voor de door SFK gehanteerde definitie.

ObjectAttributen

Apotheek

apotheek
apothekengroep

Artikel

afleverstatus
artikel
ATC1
ATC2
ATC3
ATC4
ATC5
bijzonder kenmerk
farmaceutische vorm
GPK
GVS-bijlage
GVS-cluster
HPK
inkoopeenheid
inkoopkanaal
inkoopkanaal (SFK)
leverancier
PRK
productgroep
single / multisource
toedieningsweg
WMG-status

Patiënt

geboortejaar
geslacht
huisarts
leeftijd
leeftijdscategorie SFK
patiënt (apotheek)
patiënt (cluster)
postcode4 (patiënt)

Periode

dag
dag van week
jaar
jaar + kwartaal
jaar + maand
kwartaal
maand
week
week van jaar

Prestatie

ANZ
bereiding
betalersoort
eerste terhandstelling
IMM
pakketstatus
preferentiestatus
toelichting declaratiepost middel
weekterhandstelling
WMG-prestatie
Zorgprestatie (SFK)
Zorgprestatie (Vektis)

Voorschrijver

instelling
specialisme
voorschrijver
zorgverlenersoort (SFK)
zorgverlenersoort (VEKTIS)

Zorgverzekeraar

verzekeraarconcern
verzekeraarlabel

Apotheek

Het object APOTHEEK bevat alle attributen die informatie geven over uw apotheek, bijvoorbeeld de naam van uw apotheek, eventueel de apothekengroep waarvan u deelt uitmaakt of het SFK-deelnamenummer.

Apotheek

De naam van de apotheek en het SFK nummer. Apotheken krijgen standaard toegang tot hun eigen apotheekgegevens.

Apothekengroep

Toont cijfers van een groep apotheken indien alle betreffende beherend apothekers de SFK hiertoe gemachtigd hebben.

Artikel

Het object ARTIKEL bevat attributen die informatie geven over het/de verstrekte artikel(en) zoals bijvoorbeeld het inkoopkanaal of de WMG-status. Deze informatie koppelt de SFK op basis van het volgens het apotheekbestand afgeleverde artikelnummer met de informatie uit de G-Standaard van Z-Index.

Afleverstatus

Geeft aan welke soorten organisaties geneesmiddleen mogen verstrekken: UR (apotheek op basis van recept), UA (apotheek), UAD (apotheek en drogist) en AV (vrije verkoop).

Artikel

De artikelnaam en het artikelnummer.

ATC1

De ATC1 code van het afgeleverde artikel.

ATC2

De ATC2 code van het afgeleverde artikel.

ATC3

De ATC3 code van het afgeleverde artikel.

ATC4

De ATC4 code van het afgeleverde artikel.

ATC5

De ATC5 code van het afgeleverde artikel.

Bijzonder kenmerk

Alle bijzondere kenmerken van een artikel die in de in de G-Standaard voorkomen. Hiermee kan men bijvoorbeeld alle artikelen selecteren waarbij als bijzonder kenmerk de reden van voorschrijven is opgenomen.

Farmaceutische vorm

De vorm van het afgeleverde middel, bijvoorbeeld tabletten of capsules.

GPK

De generieke product code (GPK) van het afgeleverde artikel.

GVS-bijlage

Geeft aan op welke GVS-bijlage (1A of 1B) het artikel staat.

GVS-cluster

De code van het GVS-cluster.

HPK

De handels product code (HPK) van het afgeleverde artikel.

Inkoopeenheid

De inkoopeenheid is nodig in combinatie met de metric ‘geleverde hoeveelheid middel’. Zo kan men bijv. milliliters van stuks onderscheiden.

Inkoopkanaal

Het inkoopkanaal van het afleverde artikel.

Inkoopkanaal (SFK)

Een vereenvoudigde weergave van het inkoopkanaal van het artikel, waarbij 'generiek parallel' gezien wordt als 'generiek' en 'EMEA register' als 'parallel'.

Leverancier

De leverancier van het afgeleverde artikel.

PRK

De prescriptie code (PRK) van het afgeleverde artikel.

Productgroep

De productgroep waartoe het afgeleverde artikel behoort, bijvoorbeeld 'IK' voor 'Incontinentieartikelen'.

Single / Multisource

Geeft van WMG artikelen aan of dit artikel behoort tot een PRK waar volgens de G-Standaard van Z-Index minimaal 2 generieke aanbieders bestaan (inkoopkanaal 2).

Toedieningsweg

De toedieningsweg van het afgeleverde artikel, bijvoorbeeld 'oraal'.

WMG-status

Dit kan een 'WMG-artikel' zijn, een 'Buiten-WMG-artikel', een 'Hulpmiddel' of een 'Overige WMG-status' hebben.

Patiënt

Het object PATIËNT bevat attributen die informatie geven over de patiënt(en), bijvoorbeeld het geslacht of de leeftijd.

Geboortejaar

Het geboortejaar van de patiënt aan wie het geneesmiddel is verstrekt

Geslacht

Het geslacht van de patiënt aan wie het geneesmiddel is verstrekt.

Huisarts

De huisarts van de patiënt. Dit is niet hetzelfde als de voorschrijver van het afgeleverde artikel. Hiermee kunt u rapportages maken voor specifieke huisartsen, terwijl bijvoorbeeld specialistenrecepten wél meetellen

Leeftijd

De leeftijd op het moment van afleveren (op basis van het geboortejaar) van de patiënt aan wie het geneesmiddel is verstrekt.

Leeftijdscategorie SFK

Een door de SFK bepaalde indeling van de leeftijden van de patiënt(en), meestal gegroepeerd in 10-jaars klassen.

Patiënt (apotheek)

Informatie over de individuele patiënt. Het betreft hier altijd een patiënt uit uw eigen apotheek. Verstrekkingsgegevens hebben betrekking op verstrekkingen die gedaan zijn vanuit uw eigen apotheek, niet vanuit totaal van bijvoorbeeld uw cluster.

Patiënt (cluster)

Informatie over de individuele patiënt. Het betreft hier altijd de patiënt uit uw cluster van samenwerkende apotheken. Verstrekkingsgegevens hebben betrekking op verstrekkingen die gedaan zijn vanuit uw apotheek en uit de apotheken uit uw cluster.

Postcode4 (patiënt)

De vier cijfers van de postcode van de patiënt.

Periode

Het object PERIODE bevat attributen die informatie geven over de periode waarover de getoonde data betrekking heeft.

Dag

Afleverdatum van het afgeleverde artikel.

Dag van week

De dag van de week waarop het artikel werd afgeleverd, bijvoorbeeld 'maandag'.

Jaar

Het jaar waarin het artikel werd afgeleverd.

Jaar + kwartaal

Het kwartaal van een specifiek jaar waarin het artikel werd afgeleverd.

Jaar + maand

De maand van een specifiek jaar waarin het artikel werd afgeleverd.

Kwartaal

Het kwartaal waarin het artikel werd afgeleverd, zonder een specifiek jaar, bijvoorbeeld 'Q3'.

Maand

De maand waarin het artikel werd afgeleverd, zonder een specifiek jaar of kwartaal, bijvoorbeeld 'januari'.

week

weeknummer inclusief jaartal

week van jaar

weeknummer (1 t/m 53)

Prestatie

Het object PRESTATIE bevat attributen die informatie geven over de soort geleverde prestatie, bijvoorbeeld of de prestatie binnen het verzekerde pakket valt of niet.

ANZ

Was sprake van een ANZ-verstrekking. Gebaseerd op de modulaire tariefcode.

Bereiding

Was sprake van een reguliere of bijzondere bereiding. Gebaseerd op de modulaire tariefcode.

Betalersoort

Werd de prestatie waarschijnlijk vergoed door een patiënt/verzekeraar of ging de rekening naar een (WLZ-)instelling.

Eerste terhandstelling

Was sprake van een eerste terhandstelling (met of zonder gesprek). Gebaseerd op de modulaire tariefcode.

IMM

Was sprake van een verstrekking 'in de handen van de arts' (IMM). Gebaseerd op het gecodeerde doseringvoorschrift.

Pakketstatus

Werd de prestatie (meestal 'het verstrekken van dit geneesmiddel') waarschijnlijk vergoed door een verzekeraar vanuit de basisverzekering

Preferentiestatus

Geeft aan of een verstrekt artikel op het moment van verstrekken preferent was bij de verzekeraar waar het werd gedeclareerd. Drie waarden zijn in het kader van het preferentiebeleid relevant: ‘preferent’, ‘niet-preferent’ of ‘geen preferentiestatus’. Vóór 1 januari 2014 ontbreekt de preferentiestatus van een verstrekking, in dat geval is de preferentiestatus ‘ontbreekt’. De preferentiestatus is ‘n.v.t.’ als dit attribuut gecombineerd wordt met metrics die geen betrekking hebben op verstrekkingen van genees- of hulpmiddelen.

Reden niet preferent

Als u bij afwijking van het preferentiebeleid een reden invulde, is deze hieronder herkenbaar. Mogelijke waarden zijn 'Medische Noodzaak' of 'Logistieke Noodzaak'.

Weekterhandstelling

Was sprake van een één-, twee- of drie weken terhanderstrekking. Gebaseerd op de modulaire tariefcode.

WMG-prestatie

De soort geleverde prestatie, gebaseerd op alle modulaire tariefcodes. Bijvoorbeeld "21:terhandstelling (1e), bijz. bereiding, ANZ, thuis" , '41:weekterhandstelling, bereiding, ANZ, thuis' of '50:2-wekenterhandstelling, bereiding'

Zorgprestatie (SFK)

Een groepering van zorgprestaties, waarbij het detailniveau van het leveren van de prestaties gedurende ANZ-tijden of bij de patiënt thuis vervalt.

Zorgprestatie (Vektis)

Een groepering van zorgprestaties volgens de meest gedetailleerde indeling van Vekts.

Voorschrijver

Het object VOORSCHRIJVER bevat attributen die betekenis aan de data geven over het soort voorschrijver.

Instelling

De door apothekers in het AIS ingegeven instelling waar de voorschrijver werkt.

Specialisme

Het specialisme van de voorschrijver. Bijvoorbeeld 'reumatologie'.

Voorschrijver

De AGB-code en de naam van de voorschrijver van het afgeleverde artikel. De naam is gebaseerd op de bij Vektis bekende naam die hoort bij de in het AIS geregistreerde AGB-code.

Zorgverlenersoort (SFK)

Een groepering van VEKTIS zorgverlenersoorten naar een eigen SFK-indeling: huisarts, specialist, overig.

Zorgverlenersoort (VEKTIS)

De zorgverlener, gecodeerd in het AIS op basis van een codelijst van VEKTIS.

Zorgverzekeraar

Het object ZORGVERZEKERAAR bevat attributen die informatie geven over de zorgverzekeraar waar de declaratie heen ging. Contante betalingen, bijvoorbeeld in verband met Buiten-WMG artikelen, worden geboekt op verzekeraar 'onbekend'.

Verzekeraarconcern

Een bundeling van UZOVI-codes naar het niveau van de risicodrager.

Verzekeraarlabel

De UZOVI-code en de naam van het label van de verzekerde.

 

 

 

Back to top