Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / 2002 / Therapietrouw bij osteoporose

Therapietrouw bij osteoporose

13 december 2002, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 137 Nr 50

Osteoporose is een aandoening waarbij de botten zo poreus worden dat ze gevoelig worden voor breuken. Naar schatting hebben ruim 800.000 mensen in Nederland osteoporose. Osteoporose komt vaker bij vrouwen voor dan bij mannen. Eén op de vier vrouwen en één op de twaalf mannen boven de 55 jaar krijgt osteoporose, aldus de Osteoporose Stichting.

Uit gegevens van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) blijkt dat gedurende de eerste helft van 2002 via de openbare apotheken 254.000 voorschriften aan specifieke osteoporosemedicatie zijn afgeleverd. Hierbij gaat het om geneesmiddelen zoals bisfosfonaten en raloxifene. Hiermee is een bedrag van € 21 miljoen gemoeid. Deze middelen zijn verstrekt aan 120.000 personen, van wie 84% vrouw is. Het gebruik van de betreffende osteoporosemiddelen is gedurende het eerste halfjaar van 2002 met 21% toegenomen ten opzichte van dezelfde periode in 2001.

Hormoonsuppletie wordt naast de behandeling van osteoporose ook toegepast bij andere indicaties zoals overgangsklachten. Dit onderscheid kan de SFK niet maken op grond van de beschikbare apotheekgegevens. Omdat osteoporose een chronische behandeling vergt, is het van belang dat patiënten met (een verhoogd risico op) osteoporose een eenmaal ingezette farmacotherapeutische behandeling blijven continueren.

Onderzoek

Teneinde de therapietrouw te onderzoeken van patiënten die osteoporosemiddelen gebruiken, heeft de SFK het verstrekkingenpatroon geanalyseerd van patiënten die tussen 1 juli 2000 en 30 juni 2002 osteoporosemiddelen hebben afgehaald in de openbare apotheek. Het onderzoek heeft alleen betrekking op apotheken waarvan de SFK voor de gehele onderzoeksperiode over de vereiste gegevens beschikte. Passanten, patiënten die maar één keer in de apotheek zijn geweest, zijn bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten, evenals de groep patiënten die in het tweede jaar van onderzoek geen enkel genees- of hulpmiddel meer hebben afgehaald. Bij deze laatste groep is een verhuizing naar een andere plaats, de overgang naar een andere apotheek of een overlijden waarschijnlijk.

De uiteindelijke onderzoekspopulatie omvatte 57.000 personen die in het eerste jaar (1 juli 2000 – 30 juni 2001) één of meer keren een specifiek osteoporosemiddel verstrekt hebben gekregen. Deze personen worden binnen het onderzoek beschouwd als osteoporosepatiënten. Vervolgens is bekeken hoe het bij deze patiënten met de therapietrouw gesteld is in de periode 1 juli 2001 – 30 juni 2002.

Eén op de drie ontrouw

Van de gedefinieerde patiëntenpopulatie heeft er in het tweede jaar van onderzoek 11% geen osteoporosemiddel meer opgehaald in de apotheek, terwijl ze de apotheek in kwestie wel één of meer keren hebben bezocht. Het is mogelijk dat deze patiënten hun osteoporosemedicatie in het vervolg via een andere apotheek hebben betrokken. Binnen dit onderzoek zijn ze echter geclassificeerd als therapieontrouw.

Niet iedereen die in het tweede jaar een osteoporosemiddel heeft afgehaald, kan aangemerkt worden als therapietrouw. Om therapietrouw te zijn moet men immers continu de geneesmiddelen gebruiken. Als indicatie voor de therapietrouw is per patiënt de gemiddelde hoeveelheid verstrekte osteoporosemedicatie berekend. Deze hoeveelheid is gerelateerd aan de DDD, de standaarddagdosering die voor de betreffende geneesmiddelen is vastgesteld door de Wereld Gezondheidszorg Organisatie. Bij iedere patiënt is steeds gekeken naar de effectieve gebruiksperiode: de periode die ligt tussen de eerste dag waarop osteoporosemedicatie is verstrekt en de laatste dag waarop dit het geval was. Bij 10% is geen gemiddelde dosering per dag te bepalen, omdat zij maar één keer een dergelijk middel hebben afgehaald. Ook deze mensen zijn aan te merken als therapieontrouw. Figuur 1 geeft de verdeling weer van de aldus berekende gemiddelde dagelijkse dosering.

Bij ongeveer de helft van de onderzochte patiëntenpopulatie blijkt de gemiddeld verstrekte hoeveelheid per dag aan te sluiten bij de normdosering. Ruim een derde van de patiënten wordt door de SFK aangemerkt als therapieontrouw. Dit zijn enerzijds patiënten waarbij de gemiddelde dagelijkse hoeveelheid meer dan 25% onder de normdosering ligt. Anderzijds gaat het om patiënten die in het tweede jaar van onderzoek minder dan twee recepten voor osteoporosemedicatie bij de apotheek hebben ingediend.

Figuur 1: gemiddelde hoeveelheid osteoporosemedicatie per patiënt per dag (juli 2001 t/m juli 2002)

 

 

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top