Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / 2004 / Meer aandacht voor herhaalreceptuur

Meer aandacht voor herhaalreceptuur

15 oktober 2004, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 139 Nr 42

In de overbelaste Nederlandse huisartsenpraktijk is persoonlijke aandacht van de arts bij het voorschrijven van herhaalreceptuur niet vanzelfsprekend. Veel huisartsen geven hun assistenten volmacht een middel van dezelfde sterkte en toedieningsvorm bij aansluitend gebruik uit te schrijven. Bij veranderingen of aanpassingen van de medicatie is de arts doorgaans wel direct betrokken. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) is van mening dat de apotheker een grotere rol zou moeten spelen bij het uitschrijven van herhaalrecepten dan nu het geval is. Hiermee kan de huisartsenpraktijk worden ontlast, de farmacotherapie worden verbeterd en kunnen kosten worden bespaard.

Definitie

Het Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers (WINAp) definieert herhaalreceptuur strikt als het voorschrijven van een geneesmiddel met dezelfde werkzame stof, sterkte en toedieningsvorm dat bedoeld is voor continu en aansluitend gebruik door dezelfde patiënt. Binnen het voorstel van de KNMP is niet exact duidelijk op welk niveau het interventiemoment van de apotheker gedefinieerd is. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een interventie van een apotheker bij het continu voorschrijven van een geneesmiddel met dezelfde werkzame stof kan leiden tot een aanpassing in de dosering of toedieningsvorm. Teneinde een tentatieve benadering te geven van de impact van het voorstel heeft de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) de huidige medicatiehistorie van patiënten die receptgeneesmiddelen via de openbare apotheek betrekken onderzocht. Hierbij is uitgegaan van het begrip vervolgrecept: een voorschrift op grond waarvan een geneesmiddel met dezelfde werkzame stof is verstrekt aan een patiënt die het betreffende geneesmiddel in het voorafgaande halfjaar al eerder heeft betrokken via dezelfde apotheek.

6 op de 10 recepten

Gedurende de eerste zes maanden van dit jaar hebben de openbare apotheken 61 miljoen keer een receptgeneesmiddel (WTG) afgeleverd. Hierbij betrof het in 29% van de gevallen een eerste uitgifte, ging het in 9% van de gevallen om een tweede uitgifte en behelsde het in 62% van de gevallen een vervolguitgifte. Bij de berekening van deze cijfers is gebruik gemaakt van een ruimere medicatiehistorie dan het eerste halfjaar van 2004. Een patiënt kan bijvoorbeeld in februari 2004 een tweede of een derde vervolgrecept hebben afgehaald, als hij in december van het vorig jaar zijn eerste recept heeft afgehaald.

Meer chronische medicatie bij ouderen

Bij mensen van 65 jaar en ouder wordt in drie op de vier gevallen een geneesmiddel verstrekt dat in de voorafgaande periode minstens twee keer eerder is afgeleverd aan de betreffende persoon. Het beeld bij vrouwen is zo goed als identiek aan dat bij de mannen. Het voorschrijfpatroon van huisartsen wijkt met 64% vervolgvoorschriften (3 of meer) af van het patroon bij de medisch specialisten (56%). Dit hangt samen met het feit dat door de specialist geïnitieerde medicatie in diverse gevallen wordt gecontinueerd door de huisarts.

Geneesmiddelengroepen

Als de apotheker een prominentere rol krijgt toebedeeld bij de herhaalreceptuur, zal dit vooral consequenties hebben voor chronische gebruikers van geneesmiddelen die aangrijpen op het zenuwstelsel (met name anxiolytica, hypnotica en sedativa en de antidepressiva) en hart en vaten (met name antithrombotica, bètablokkers en cholesterolverlagers, tabel 1). Van belang hierbij is dat de anxiolytica als ook de hypnotica en sedativa per maand worden voorgeschreven. Dit verklaart mede waarom er zoveel (vervolg)recepten voor dergelijke geneesmiddelen worden uitgeschreven. Het gaat hierbij overigens ook om geneesmiddelen waarbij terughoudend(er) gebruik gewenst is. Dit biedt een aangrijpingspunt voor de apotheker om zijn toegevoegde waarde binnen de zorgketen te laten zien.

Tabel 1: Top-10 geneesmiddelengroepen met de meeste vervolgreceptuur

ATC3-geneesmiddelengroep

Aantal voorschriften
1ste halfjaar 2004

Aandeel vervolguitgiften
1. N05B Anxiolytica3.000.00078%
2. B01A Antithrombotica2.800.00083%
3. N05C Hypnotica en sedativa2.600.00083%
4. C07A Bèta-blokkers2.600.00084%
5. N06A Antidepressiva2.700.00083%
6. C10A Antilipaemica2.100.00083%
7. A02B Middelen bij ulcus pepticum en gastro-oesofageale reflux2.500.00067%
8. G03A Hormonale anticonceptiva voor systemisch gebruik1.700.00071%
9. A10B Orale bloedglucoseverlagende middelen1.600.00086%
10. C09A Ace-remmers1.500.00086%

 

 

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top