Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / 2005 / Zorg voor droge kuch kost jaarlijks € 61 miljoen

Zorg voor droge kuch kost jaarlijks € 61 miljoen

2 december 2005, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 140 Nr 48

De angiotensine-II (AT-II)-antagonisten nemen bij de behandeling van hoge bloeddruk en hartfalen een steeds belangrijkere plaats in. De richtlijnen schrijven echter voor dat hierbij in eerste instantie angiotensine converterend enzym (ACE)-remmers gebruikt moeten worden. Slechts bij een kleine groep patiënten met prikkelhoest zijn AT-II-antagonisten het alternatief. Bij voorschrijven conform de richtlijnen zouden de uitgaven € 61 miljoen per jaar lager kunnen uitvallen.

ACE-remmers en AT-II-antagonisten zijn stoffen die het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS) remmen. Dit is een complex systeem met een belangrijke rol bij de regulering van de bloeddruk. ACE-remmers en AT-II-antagonisten worden daarom ter behandeling van hoge bloeddruk gebruikt. De belangrijkste indicatie van ACE-remmers is echter hartfalen en ook steeds meer AT-II-antagonisten worden hiervoor geregistreerd. Deze middelen verschillen in de manier waarop zij op het RAAS-systeem ingrijpen.

Droge kuch

Een belangrijk verschil is het optreden van prikkelhoest. De 'droge kuch' treedt bij tussen de 1 en 20% van de gebruikers van ACE-remmers op. Volgens het Farmaceutisch Kompas leidt dit bij hoogstens 4% van de patiënten tot stoppen van de behandeling met ACE-remmers, en bij nog eens 4% tot het overstappen naar een AT-II-antagonist. AT-II-antagonisten zijn voor patiënten met deze bijwerking een goed alternatief, de droge kuch blijft meestal achterwege. Vooralsnog is er niet voldoende onderzoek beschikbaar om aan te tonen dat AT-II-antagonisten beter werken om sterfte of ziektelast te voorkomen dan ACE-remmers of andere bloeddrukverlagende middelen. Daarom worden in de NHG-standaard 'Hypertensie' en de CBO-richtlijn 'Hartfalen' nog steeds ACE-remmers als eerste keuze genoemd. Pas bij prikkelhoest komen AT-II-antagonisten in aanmerking.

AT-II-antagonisten het doel voorbij geschoten

Als patiënten volgens de richtlijnen behandeld zouden worden, dan is te verwachten dat 4% van de patiënten die met een ACE-remmer gestart zijn op een AT-II-antagonist overzet worden. Ruimere uitleg van de richtlijn zou het aandeel AT-II-antagonisten tot 20% verhogen. Onderzoek van de Stichting Farmaceutische Kengetallen toont echter dat in het tweede kwartaal van 2005 in totaal 930.000 keer een ACE-remmer en 638.000 keer een AT-II-antagonist werd verstrekt. Sinds het tweede kwartaal van 2004 zijn de totale uitgaven aan AT-II-antagonisten die van de ACE-remmers gepasseerd (figuur 1). In het tweede kwartaal van 2005 werd er € 29,4 miljoen aan ACE-remmers uitgegeven, terwijl de uitgaven aan AT-II-antagonisten € 37,8 miljoen bedroegen. In totaal werd er in het tweede kwartaal van 2005 € 67,3 miljoen uitgegeven aan RAAS-remmers. Als het aantal verstrekkingen aan AT-II-antagonisten slechts 4% van het totaal zou bedragen, dan zouden de uitgaven aan RAAS-remmers per jaar € 61,2 miljoen lager zijn.

De voorschrijver beslist

In het eerste half jaar van 2005 was 86% van de voorschriften en 69% van de eerste voorschriften aan RAAS-remmers afkomstig van een huisarts. De voorkeur voor een AT-II-antagonist blijkt nogal verschillend binnen deze groep voorschrijvers. Ongeveer 11% van de huisartsen handelt in de geest van de NHG-standaard, en kiest in minder dan 20% van de gevallen voor een AT-II-antagonist. Iets meer dan een kwart van alle huisartsen kiest echter meestal voor een AT-II-antagonist (figuur 2).
Bij het opvolgen van de richtlijnen zou het aandeel AT-II-antagonisten bij de eerste voorschriften vrijwel nihil moeten zijn. Dat is niet het geval, een kwart van de huisartsen geeft bij aanvang van de therapie meestal de voorkeur voor een AT-II-antagonist boven een ACE-remmer.

Figuur 1: uitgaven ACE-remmers en AT-II-antagonisten per kwartaal

Figuur 2: verdeling van het aandeel AT-II-antagonisten per huisarts (binnen de RAAS-remmers, eerste half jaar van 2005)

 

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top