Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / 2009 / Aandeel generiek neemt toe

Aandeel generiek neemt toe

12 februari 2009, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 144 Nr 7

Het aandeel generieke voorschriften neemt ook na het preferentiebeleid toe tot bijna 60%. Deze ontwikkeling laat zien dat de vrees voor resubstitutie in 2008 ongegrond was.

De prijsverlagingen per 1 juli 2008 die het gevolg waren van het preferentiebeleid maakten een eind aan de hoge kortingen op generieke geneesmiddelen. In de media werd uit de mond van zorgverzekeraars en volksvertegenwoordiging de vrees opgetekend dat resubstitutie naar duurdere merkgeneesmiddelen het gevolg zou kunnen zijn. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ging hiervan uit bij de inschattingen van de gevolgen van het preferentiebeleid voor apotheekhoudenden.

Meer generiek

Van alle keren dat Nederlandse openbare apothekers in 2008 een receptplichtig geneesmiddel verstrekten betrof dat in 57,4% een generieke variant, tegen 55,6% in 2007. Het aandeel generieke verstrekkingen steeg vooral in de tweede helft van 2008, het halfjaar na de drastische prijsverlagingen van de generieke middelen. Het kwam toen uit op 58,7%, terwijl dat in het halfjaar daarvoor met 55,9% vrijwel gelijk aan dat van 2007 was. Deze ontwikkeling staat haaks op de inschattingen van de NZa. De toename van het aandeel generiek komt vooral voor rekening van geneesmiddelen die in het individuele preferentiebeleid van verzekeraars zijn opgenomen, zoals perindopril, metroprolol, ibuprofen, tamsulosine en risperidon. Voor perindopril en risperidon loopt het aandeelverhogende effect ten gevolge van het preferentiebeleid parallel aan dat wat bij geneesmiddelen meestal wordt gezien als er een generieke variant beschikbaar komt. De stijging van het generieke marktaandeel metropolol past redelijk in de trendmatige ontwikkeling. Het beeld bij tamsulosine toont in de tweede helft van 2008 een generiek aandeel van 86%. Dat is duidelijk meer dan op grond van de ingezette trend mocht worden verwacht. Het specialité Omnic OCAS, met afwijkende toedieningvorm, verloor dientengevolge aanzienlijk terrein. Hier is duidelijk merkbaar dat de preferentiebeleidvoerende verzekeraars de aanspraak hebben beperkt tot de door hen aangewezen geneesmiddelen. Het preferentiebeleid biedt de zorgverzekeraars namelijk meer ruimte dan het al langer bestaande substitutiebeleid, waarbij substitutie alleen is toegestaan als generiek en specialité identiek zijn met betrekking tot werkzame stof(fen), sterkte en geneesmiddelvorm. Volgens de wetgever moeten zorgverzekeraars binnen het preferentiebeleid per werkzame stof of combinatie van werkzame stoffen, minimaal één geneesmiddel aanwijzen dat voor vergoeding in aanmerking komt en hoeven ze daarbij geen rekening te houden met andere sterkten en afwijkende toedieningsvormen. Apothekers mogen alleen dan van het preferentiebeleid afwijken als de voorschrijvende arts aangeeft dat er voor de patiënt een medische noodzaak bestaat.

Geen resubstitutie

Bij de beoordeling van generieke substitutie zijn zowel de mogelijkheden op geneesmiddelniveau als die op het niveau van een farmacotherapeutische groep van belang. Op geneesmiddelniveau gaat het daarbij om merkloze middelen die equivalent zijn aan het specialité en op therapeutische-groepniveau om merkloze geneesmiddelen binnen de groep van geneesmiddelen met dezelfde ATC4-code. De substitutiegraad op geneesmiddelniveau lag voor receptplichtige geneesmiddelen in de eerste helft van 2008 op 90,8%. In de tweede helft van 2008 is deze gestegen naar 93,1% van het generieke potentieel. Dus van alle receptplichtige geneesmiddelen die als een generieke variant zouden kunnen worden afgeleverd, is 6,9% een specialité. De substitutiegraad op therapeutische-groepniveau lag in de tweede helft van 2008 op 67,6%, in het halfjaar daarvoor nog op 65,6%. Deze stijging komt voornamelijk op het conto van de ACE-remmers (hoge bloeddruk), de propionzuurderivaten (onderdeel van de NSAID’s), de selectieve bètablokkers en de cholesterolverlagende statines. De ontwikkelingen in beide substitutievarianten tonen aan dat er van de gevreesde resubstitutie geen sprake is.

 

figuur 1: Ontwikkeling generieke marktaandeel ten opzichte van het potentieel op equivalent geneesmiddelniveau en therapeutisch niveau (ATC4), eerste helft van 2007 = 100

Het marktaandeel van generieken is na het preferentiebeleid sterk gestegen. In de tweede helft van 2008 nam zowel het aandeel generieke verstrekkingen op geneesmiddel- als op therapeutisch niveau relatief sterk toe.

 

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top