Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / PW oude publicaties / 1998-12.htm

20 maart 1998, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 133 Nr 12

Openbare apotheken leveren steeds meer generieke geneesmiddelen af. Gemeten in aantallen WTG-voorschriften steeg het marktaandeel van generiek van 30,7 procent in 1996 to 34,6 procent in 1997. Dit betekent dat nu in 7 op de 20 gevallen een generiek geneesmiddel wordt afgeleverd. De substitutie-inspanningen van de openbare apothekers werpen in deze zin hun vruchten af. Tegenover de groei van het generieke marktsegment staat een teruggang van de parallelimport. Het marktaandeel van parallelimport daalde van 12,0 procent in 1996 tot 9,8 procent in 1997. Deze afname is een uitvloeisel van de invoering van de Wet Geneesmiddelenprijzen. De invoering van maximumprijzen in ons land leidde tot een prijsnivellering. Het gemiddelde prijsverschil tussen specialitè en parallelimport bedraagt thans nog maar 6 procent. Een belangrijk aantal parallelgeïmporteerde geneesmiddelen verloor in dit opzicht hun concurrentiële voordeel ten opzichte van het orginele product. Daarnaast beperkte een aantal multinationale geneesmiddelenproducenten het aanbod van parallelimport teneinde de omzetverliezen die optraden als gevolg van invoering van de prijzenwet enigszins te beperken.

Zoals blijkt uit de teruggang van het marktaandeel van specialitè met 51,0 procent tot 49,4 procent, wordt er per saldo meer gesubstitueerd door de openbare apotheken. Het marktaandeel van de eigen bereidingen blijft min of meer stabiel op 6,2 procent.

Meer substituties, lagere substitutiegraad

Hoewel openbare apothekers steeds meer substitueren, komt dit niet tot uitdrukking in een hogere substitutiegraad. Het tegendeel is het geval. Met name gedurende de tweede helft van 1997 is de substitutiegraad beduidend gedaald tot een niveau van ca. 36 procent. Aan het begin van 1997 kwam de substitutiegraad nog uit op een niveau van 50 procent. Het gemiddelde jaarniveau is 43,7 procent. In de ziekenfondssector wordt er fractioneel meer gesubstitueerd dan in de particuliere sector: 44,1 procent tegenover 42,7 procent.

De daling van de substitutiegraad heeft niet zo zeer te maken met het substitutiegedrag van de openbare apothekers, als wel met het verschijnsel partijverkoop in combinatie met de wijze waarop de substitutiegraad bepaald wordt. Vooral bij parallelimport worden steeds vaker beperkte hoeveelheden op de markt aangeboden. Voor deze partijen gelden doorgaans lage prijzen. In theorie zou men met deze middelen een grote substitutiebesparing kunnen realiseren. In de praktijk komt hiervan niet veel terecht, omdat het aangeboden marktvolume in die gevallen verre van toereikend is; laat staan dat er sprake is van een continu marktaanbod. Tenslotte zijn niet al deze leveranciers even accuraat met het doorgeven van de meest actuele informatie aan het Bureau voor de Tarieven. Dit heeft tot gevolg dat sommige producten die niet meer voorkomen in de prijscouranten van de betreffende leverancier, nog wel vermeld staan in de KNMP-taxen. Kortom: de juiste beoordeling van een substitutiegraad vergt steeds nadere bestudering.

Grafiek 1: WTG-geneesmiddelen naar productgroep in 1997

(marktaandeel gemeten in aantal voorschriften)

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Grafiek 2: Substitutiegraad per maand in 1997

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top