Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / PW oude publicaties / 1998-29.htm

17 juli 1998, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 133 Nr 29

13,4% van de Nederlandse bevolking is 65 jaar of ouder. Naar verwachting zal in het jaar 2010 15,0% van de Nederlanders tot deze leeftijdscategorie behoren (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek). Uit onderzoek van de Stichting Farmaceutische Kengetallen blijkt dat de vergrijzing van de Nederlandse bevolking leidt tot een jaarlijkse stijging van de uitgaven aan farmaceutische hulp van 0,6%. Nederlanders van 65 jaar of ouder gebruiken 2,9 keer zoveel WTG-geneesmiddelen als de gemiddelde Nederlander. In 1997 bedroegen de uitgaven aan WTG-geneesmiddelen voor ouderen gemiddeld ƒ 962 per persoon, terwijl in dezelfde periode een gemiddelde Nederlander voor ƒ 340 aan WTG-geneesmiddelen gebruikte.

De ziekenfondssector telt beduidend meer ouderen dan de particuliere sector. 15,2% van de ziekenfondsverzekerden respectievelijk 10,2% van de particulier verzekerden is 65 jaar of ouder. Mede hierdoor is er in de ziekenfondssector sprake van een hoger geneesmiddelengebruik. Een ziekenfondspatiënt genereerde in 1997 voor gemiddeld ƒ 385 aan uitgaven aan WTG-geneesmiddelen. In de particuliere sector besteedde men hiervoor in dezelfde periode gemiddeld ƒ 259 per persoon.

De afwijkende leeftijdsopbouw van de beide sectoren is echter niet de enige en ook niet de belangrijkste verklaring voor het verschil in consumptieniveau. Figuur 2 laat zien dat binnen iedere leeftijdsgroep de uitgaven aan geneesmiddelen van ziekenfondsverzekerden beduidend boven die van particulier verzekerden ligt. Alleen in de categorie 65 jaar en ouder is het verschil beperkt. In deze categorie zijn de uitgaven van ziekenfondsverzekerden 12,1% hoger dan die van particulier verzekerden. Naast de leeftijdsopbouw speelt ook de sociale achtergrond een belangrijke rol bij de verschillen in geneesmiddelengebruik tussen beide sectoren. Diverse onderzoeken geven aan dat personen die tot de hogere sociale klassen behoren een betere gezondheidsbeleving hebben dan personen die tot de lagere sociale klassen behoren. Het verschil in gezondheidsbeleving wordt overigens niet altijd bepaald door de sociale klasse waartoe men behoort. De relatie geldt ook omgekeerd. Iemand die langdurig arbeidsongeschikt is door ziekte, zal doorgaans in inkomen achteruitgaan. Daarnaast kunnen personen met een minder goede gezondheid beperkt zijn in hun carriŠremogelijkheden.

Figuur 1: leeftijdsopbouw bevolking

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Stichting Farmaceutische Kengetallen

Figuur 2: uitgaven WTG-geneesmiddelen per persoon per leeftijdsgroep in 1997 in guldens (exclusief BTW)

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top