Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / PW oude publicaties / 1999-02.htm

15 januari 1999, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 134 Nr 2

Met ingang van 1 januari 1999 is de vaste apotheekvergoeding bij het afleveren van WTG-geneesmiddelen verhoogd van ƒ 10,80 (excl. BTW) tot ƒ 11,20 (excl. BTW). Dit is de uitkomst van de trendmatige bijstelling die ieder jaar door het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG) wordt toegepast. Deze trendmatige bijstelling beperkt zich uitsluitend tot de prijsmatige ontwikkeling van de afzonderlijke kostencomponenten binnen de tariefformule. Volumematige ontwikkelingen worden niet automatisch vertaald in een aanpassing van het WTG-tarief. Dit verklaart waarom de huidige receptregelvergoeding inmiddels sterk uit de pas loopt met de feitelijke apotheekpraktijkkosten.

Personeelskosten

Het meest duidelijke voorbeeld hiervan is de post personeelskosten. De huidige receptregelvergoeding gaat uit van gemiddeld 4,69 apothekersassistenten (fulltime equivalenten) per apotheek. Dit betreft de gemiddelde personeelsbezetting in 1989. Op basis van de cijfers van het Pensioenfonds Medewerkers Apotheken kan worden afgeleid dat er per 1 januari 1999 gemiddeld 5,85 apothekersassistenten (fulltime equivalenten) per apotheek werkzaam zijn.

Apotheek kan niet zonder korting

Het gedeelte van de apotheekpraktijkkosten dat niet wordt gedekt via de receptregelvergoeding, wordt in de praktijk gefinancierd vanuit de inkoopvoordelen.

In augustus 1997 heeft de KNMP bij het COTG een verzoek ingediend om de receptregelvergoeding te verhogen tot een meer kostendekkend niveau. Het verzoek is onder meer gebaseerd op de uitkomsten van de praktijkkostenenquête die het accountantskantoor Moret Ernst & Young over het jaar 1993 heeft uitgevoerd. In dit verzoek heeft de KNMP rekening gehouden met de uitbreiding van de personeelsbezetting die sindsdien heeft plaatsgevonden. Mede op basis van deze cijfers kan worden afgeleid dat de gemiddelde openbare apotheek tenminste 10 procent aan inkoopvoordelen dient te realiseren teneinde de financiering van de apotheekpraktijkkosten rond te kunnen maken. Hiervan heeft 4,5 % betrekking op de korting die direct wordt doorbelast in de receptregelvergoeding (1 %) en de vergoedingsprijzen van WTG-geneesmiddelen (3,5 % per 1 januari 1999). De overige inkoopvoordelen dienen ter dekking van de kosten die niet in voldoende mate worden vergoed vanuit de receptregelvergoeding.

Tabel 1: opbouw receptregelvergoeding per 1 januari 1999

Normapotheek

Per receptregel

Personeelskosten

ƒ 357.519,-

ƒ 5,40,-

Huisvestingskosten

ƒ 80.558,-

ƒ 1,22,-

Autokosten

ƒ 9.234,-

ƒ 0,14,-

Rente

ƒ 18.184,-

ƒ 0,27,-

Afschrijvingen

ƒ 40.657,-

ƒ 0,61,-

Algemene kosten

ƒ 79.491,-

ƒ 1,20,-

Totale praktijkkostenvergoeding

ƒ 585.643,-

ƒ 8,84,-

Norminkomen apotheker

ƒ 175.246,-

ƒ 2,65,-

Verrekening inkoopvoordelen

-/- ƒ 32.395,-

-/- ƒ 0,49,-

Rekennorm

66.200 receptregels

Structureel niveau 1999

ƒ 11,00,-

Naverrekening 1998

ƒ 0,20,-

Geldende receptregelvergoeding

ƒ 11,20,-

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Figuur 1: ontwikkeling receptregelvergoeding sinds invoering in 1988

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top