Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / PW oude publicaties / 1999-21.htm

28 mei 1999, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 134 Nr 21

Bij openbare apotheken is in het eerste kwartaal van 1999 de substitutiegraad opgelopen tot gemiddeld 49,8 %. Omgerekend naar jaarbasis besparen apotheken hiermee ƒ 100 miljoen (excl. BTW) op de geneesmiddelenuitgaven. De substitutiegraad geeft aan in welke mate de openbare apotheken de mogelijkheden benutten van hetgeen er in theorie bespaard kan worden door steeds het goedkoopste geneesmiddel af te leveren. Hierbij gaat het met name om het vervangen van de overwegend duurdere merkgeneesmiddelen door goedkopere parallelgeïmporteerde geneesmiddelen (9,3% van de afgeleverde receptgeneesmiddelen) en merkloze geneesmiddelen (40,7% van de afgeleverde receptgeneesmiddelen). In de praktijk wordt dus de helft gerealiseerd van hetgeen er in theorie bespaard kan worden met de in Nederland geregistreerde goedkopere geneesmiddelen. De mogelijkheden om meer te besparen zijn sterk afhankelijk van de verkrijgbaarheid van de goedkopere varianten. In de praktijk doet de situatie zich nogal eens voor dat de leverancier van de goedkopere geneesmiddelen onvoldoende voorraad heeft om aan de vraag van de apotheken te voldoen. Op papier kan er het meeste extra bespaard worden met parallelimport: ƒ 72 miljoen per jaar. Met merkloze geneesmiddelen, het zogeheten "generiek", kan maximaal ƒ 23 miljoen extra per jaar worden bespaard.

Apotheken afgerekend

Het afgelopen jaar heeft de substitutiegraad zich positief ontwikkeld. Dit duidt erop dat apotheken zich steeds meer toeleggen op het vervangen van duurdere geneesmiddelen door goedkopere. Diverse zorgverzekeraars spreken de apothekers inmiddels rechtstreeks aan op hun substitutiebeleid. Apotheken die onvoldoende substitueren, moeten de gemiste besparing soms zelf terugbetalen aan de zorgverzekeraar. Daarnaast heeft de minister van VWS het voornemen om apothekers per 1 september a.s. extra af te rekenen op hun substitutiegedrag door de gemiddelde stimulansinkomsten (het deel van het prijsvoordeel dat de apotheek mag behouden) in mindering te brengen op de receptregelvergoeding.

Creatief prijsbeleid fabrikanten

De Stichting Farmaceutische Kengetallen constateert dat niet alleen het substitutiebeleid van de apotheken, maar ook het creatieve prijsbeleid van geneesmiddelenfabrikanten weerslag heeft op de ontwikkeling van de subtitutiegraad. De achterliggende periode springt wat dat betreft met name het geneesmiddel Simvastatine in het oog. Van dit geneesmiddel zijn sinds december 1998 twee merken verkrijgbaar, te weten Zocor en Bozara. Beide varianten worden geleverd door geneesmiddelenleverancier MSD. Hoewel deze middelen qua werking en samenstelling identiek zijn, is de prijs van het nieuw geïntroduceerde Bozara opvallend hoger dan de prijs van Zocor. De introductie van het duurder geprijsde Bozara leidt tot een hogere referentieprijs (prijs waaraan de gerealiseerde besparing wordt afgemeten) en dus meer "substitutiebesparing" binnen het cluster Simvastatine. Door Zocor te blijven afleveren wordt er op papier een extra besparing gerealiseerd, terwijl er in de praktijk geen sprake is van een kostenverlaging maar juist van kostenverhoging. Per saldo leidt de introductie van Bozara tot zo'n ƒ 10 miljoen extra kosten per jaar.

Figuur 1: substitutiegraad per maand

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top