Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / PW oude publicaties / 2000-44.htm

11 maart 2000, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 135 Nr 44

De geneesmiddelenuitgaven kennen jaarlijks een autonome groei van 11 tot 12%. Door prijsmaatregelen en ingrepen in de samenstelling en condities van het wettelijk verzekerde geneesmiddelenpakket heeft de overheid de stijging van de geneesmiddelenkosten de afgelopen jaren enigszins weten te beperken. Zo draagt de aanscherping van het "claw back"-percentage er dit jaar toe bij dat de uitgavengroei even onder de 7% blijft steken.

De autonome groei van de geneesmiddelenuitgaven wordt niet alleen veroorzaakt door demo-grafische ontwikkelingen zoals de bevolkingstoename en de vergrijzing, maar bijvoorbeeld ook door innoverende ontwikkelingen binnen de geneesmiddelensector: de komst van nieuwe geneesmiddelen. Door de hoge onderzoeks- en ontwikkelingskosten zijn nieuwe geneesmiddelen doorgaans kostbaarder dan de bestaande behandelmethoden (als die er zijn). De nieuwe verworvenheden hebben dus zo hun prijs en daarmee hun effect op de ontwikkeling van de geneesmiddelenkosten.

Drieënhalf keer zo duur

In 1999 is er via de openbare apotheken ƒ 4.644 miljoen uitgegeven aan receptgeneesmiddelen (de vergoeding voor de apotheken niet meegerekend). Van dit bedrag heeft ƒ 731 miljoen - 15,7% van het totaal - betrekking op geneesmiddelen die minder dan 5 jaar in ons land verkrijgbaar zijn. Hierbij gaat het overigens om slechts 4,5% van alle verstrekte receptgeneesmiddelen. Anders gesteld: de geneesmiddelen die de afgelopen 5 jaar in ons land zijn geïntroduceerd kosten drieëneenhalf keer zo veel als de prijs van een gemiddeld geneesmiddel.

Hoewel de "gemiddelde leeftijd" van de gebruikte geneesmiddelen even boven de 20 jaar ligt, heeft nog geen kwart van de geneesmiddelenuitgaven betrekking op receptgeneesmiddelen die langer dan 20 jaar in Nederland verkrijgbaar zijn.

Bijlage 1b

De invloed van nieuwe geneesmiddelen op het uitgavenniveau van de farmaceutische hulp wordt verder geïllustreerd door de ontwikkeling van het marktaandeel van de geneesmiddelen die op de zogeheten "bijlage 1b" geplaatst zijn. Het gaat hierbij om (overwegend nieuwe) geneesmiddelen die door de overheid als therapeutisch uniek worden beoordeeld en als zodanig volledig worden vergoed door de zorgverzekeraar ongeacht hun prijs. In 1998 bepaalden de 'bijlage 1b'-middelen 10,8% van de geneesmiddelenkosten. Het Ministerie van Volksgezondheid,Welzijn en Sport hanteerde in deze periode een zeer restrictief toelatingsbeleid ten aanzien van nieuwe geneesmiddelen tot het wettelijk verzekerde geneesmiddelenpakket. Inmiddels is het toelatingsbeleid verruimd met onder meer als resultaat dat in anderhalf jaar tijd het kostenaandeel van deze middelen is opgelopen tot 14,4%.

Van de huidige groei van de geneesmiddelenuitgaven is meer dan een kwart terug te voeren op de 1b-geneesmiddelen.

Figuur 1: kosten receptgeneesmiddelen in 1999 naar jaar van introductie (%)

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Figuur 2: aandeel bijlage 1b in de geneesmiddelenkosten (%)

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top